Tanka

Tanka 1 -:- Tanka 2 -:- Tanka 3
Tanka 4 -:- Tanka 5 -:- Tanka 6

 

Onverwacht nog
is de herfst gekomen.
Hoe vaak kon ik haar
aanwezigheid reeds voelen;
doof was ik en doorweekt.

Jaren verstrijken-
over een bladertapijt
schuifelen velen,
onder klanken van pipes,
langs verweerde graven.

Kijken naar vandaag
met een blik op morgen.
Een dag later lijkt
wat eerst bijzonder was,
ineens weer heel gewoon.




























-------------------------

Ik herinner me
hun voetstappen op de trap
en het gefluister;
nu de jaren verstrijken
raken tranen uitgeput.

Zeven jaar-in pak,
stropdas,zwarte lakschoenen,
een stripboek lezend,
verscholen tussen de gasten
destijds,op mijn communiefeest.


Herinnering leeft-
schoven op een stoppelveld.
Kinderen lachen;
een bonte verzameling
vliegers siert de hemel.




























-------------------------

Stil drijft een schaduw
over velden en bossen,
de zon achterna;
en andermaal ontsteekt hij
de branders van zijn luchtballon.


Ongemerkt rimpelt
onder een briesje het water
voorbij de oever;
ruist zacht het riet,trilt nog na-
geraakt door wat voorbijging.


Wolken verdwijnen-
in de duisternis ontspringt
het eerste vonkje;
regendruppels verdampen
met de warme avondbries.


Onophoudelijk
striemt de regen het zolderraam-
ik lees je dagboek;
reizend door het verleden
vergaat ongemerkt de tijd.


Stralende ogen
kijken hem liefdevol aan;
alleen de foto
in zijn trillende handen,
is wat hem nog overblijft.


Onuitgesproken,
ergens vanuit het duister
van mijn gedachten,
hoor ik ineens weer je stem,
vloeien de woorden ineen.




























-------------------------

Onder het maanlicht
wachten wij op het perron,
nog innig gearmd;
als de laatste trein vertrekt
wuif ik haar na,wuif haar na...


In het voorbijgaan
ontmoeten ogen elkaar;
in de menigte
stokt mijn hart...voor even-
klopt dan haastig weer verder.


Verder en verder
snelt de trein in cadans voort;
enkel de afstand
houdt ons van elkaar gescheiden-
in gedachten reis ik mee.




























-------------------------

Schuimende golven
wassen mijn voetafdrukken
uit het hete zand;
geoliede lichamen
liggen in zon-aanbidding.


Ginds in de luwte
verdwijnt zijn sjaal,wuivend;
achter de duinen
kamt hij zijn grijze haren
in een scheiding,tevergeefs.


Zweetdruppels rollen
over zijn gebogen rug-
bij elke golfslag
verdwijnt steeds meer zandkasteel
in het bruisende water.


Parel in de zee-
de tijd lijkt er vergeten.
Golf na golf, rolt uit
over wit zand, schuimend;
ons eiland onder de zon.




























-------------------------

Spinnen verscholen
in de hoek van het kozijn-
verlaten weefsel
glinstert in deze vroegte,
wachtend op volkomenheid.


Vogelzang weerklinkt
door lang verdwenen ramen-
leunend op zijn stok
vertelt hij over vroeger,
waar hij als kind eens speelde.


Op eeuwenoude
muren tekent het kaarslicht
een rij monniken;
hun schaduwen vloeien samen
door een briesje, onverwacht.


Verkeer raast voorbij-
achter de kloostermuren
klept het Angelus;
door de verlaten gangen
tikken de seconden traag weg.